- Geef de volledige inhoud van de tabel persoon.
- Geef de namen van de Nederlandstalige personen.
- Geef de namen van de Franstalige personen van wie de naam begint met een ‘M’.
- Welke verschillende talen horen bij de personen?
- Geef de referenties en de namen van de personen, gesorteerd volgens het referentienummer van hoog naar laag. Gebruik bij het sorteren een nummer in plaats van een kolomnaam.
- Geef de productcode en het productnummer van de producten met een productnummer tussen 10 en 50.
- Geef de productcode en het productnummer van de producten waarbij een locatie is ingevuld.
- Geef de productcode en het productnummer van de producten met een productnummer tussen 5 en 15 en de producten met een productnummer tussen 30 en 50.
- Geef de productcode en het productnummer van de producten met productnummer 5, 10, 15, 20 en 25. Maak gebruik van IN.
- Geef de productcode, het productnummer en de naam van de locatie.
- Geef de productcode, het productnummer en de naam van de locatie van de producten waarbij de letter 'M' of 'm' in de naam van de locatie voorkomt, maar waarvan het nummer van de locatie kleiner is dan 15.
- Geef de naam en voornaam van de personen waarbij de laatste letter van de achternaam een 's' is en de eerste letter van de voornaam een 'f' of een 'p'.
- Geef de eerste acht karakters van de namen van alle personen.
- Geef de laatste vier karakters van alle locaties en zorg ervoor dat alles in hoofdletters wordt
weergegeven.
- Geef de namen van de personen en hun geslacht. Schrijf er telkens 'man' of 'vrouw' bij.
- Geef de namen van de personen van de Nederlandstalige en/of Franstalige taalgroep, hun geslacht ('man' of 'vrouw') en hun taal ('Nederlandstalig' of 'Franstalig’)
- Hoeveel Franstalige personen zijn er?
- Hoeveel mannelijke en hoeveel vrouwelijke personen zijn er?
- Geef de productcodes waarop minder dan 15 producten staan.